Kan een computer onze dieren redden van uitsterven?
“Oeps, we did it again”. We doen het keer op keer en we worden er helaas steeds beter in: vorig jaar werden er nog maar liefst 45 soorten toegevoegd aan de lijst van uitgestorven dieren. Slecht nieuws voor de reuzenschildpadden van Galapagos, maar ook voor minder bekende soorten met ronkende namen zoals de Las Vegas luipaard kikker (ja, dat is ook een dier). Erger nog: zo’n miljoen plant- en diersoorten dreigen in de heel nabije toekomst hetzelfde lot te ondergaan. Maar misschien kunnen computers het tij helpen keren.
Voor een 40-tal uitgestorven diersoorten hebben we nog iets achter de hand: een reserve populatie in dierentuinen. Zo is er dus nog hoop voor de in het wild uitgestorven ijsvogels van het eiland Guam of de Vietnam fazant. Zij leven nog in dierentuinen en dat zou wel eens hun redding kunnen zijn.
Volgens recente analyses gaat het echter maar over een sprankeltje hoop. Op dit moment kan slechts 4% van de meest bedreigde diersoorten beroep kunnen doen op dierentuinen als laatste redmiddel. Wij zijn er echter van overtuigd dat dierentuinen een veel grotere impact kunnen hebben in het behoud van soorten. Hoe? Door het uitpluizen van gegevens die we met z’n allen verzamelen.
Een indrukwekkende berg data
De voorbije decennia zijn dierentuinen getransformeerd van puur toeristische attracties naar specialisten in het houden en kweken van dieren. Individuele dieren worden vanaf de geboorte tot aan hun dood nauwlettend opgevolgd door verzorgers, dierenartsen en wetenschappers. Dat zorgt voor een berg aan gegevens. Oo dit moment zitten er naar schatting een half miljard gegevens vervat in één databank die de dierentuinen gebruiken. Dit Zoological Information Management System (ZIMS) groeit elke dag weer verder aan, en zit vol geheimen van weinig gekende soorten. De grote vraag is hoe we die geheimen uit de warboel aan informatie halen: wie vindt de naald in de hooiberg?
Computers helpen patronen te zien
Misschien dat supercomputers en algoritmen ons kunnen helpen die waardevolle data waar de dierentuinen op zitten ten volle te benutten. Computers zijn immers kampioenen in het herkennen van patronen, zeker als er veel data is om naar te kijken.
Om dit idee kracht bij te zetten lieten we de computer spelen met alle gegevens van het kweekprogramma van de monniksgier. Deze populatie wordt gezien als één van de meest succesvolle voorbeelden van hoe dierentuinen kunnen bijdragen aan soortbehoud. Geregeld lossen we namelijk jonge vogels uit dierentuinen om zo de soort terug op de kaart te zetten in Zuid-Europa. Maar juist de overleving van die dierentuinpopulatie staat op het spel omdat het zo moeilijk is met deze diersoort te kweken.
Uit computer-analyses van het kweeksucces van deze soort in dierentuinen bleek dat monniksgieren het beste kweken als ze dicht bij soortgenoten worden gehouden. Bovendien kunnen partners het beter met elkaar vinden, en dus nageslacht produceren, als ze ongeveer dezelfde leeftijd hebben. Computersimulaties lieten vervolgens zien dat levensvatbaarheid van het kweekprogramma sterk zal verbeteren als we in het beheer van deze soort rekening houden met het leeftijdsverschil en meer koppels op dezelfde plek laten broeden.
Ook voor ander soorten?
We plannen dan ook om soortgelijke analyses op te zetten voor vele andere soorten en streven er finaal naar deze werkwijze te laten opnemen in het standaard beheer van populaties.
Kortom, dierentuinen kunnen aan de vraag om reservepopulaties op te zetten momenteel slechts gedeeltelijk voldoen, maar beterschap is op komst. De combinatie van big data en slimme algoritmes zullen zo een positieve weerslag hebben op het beheer van dierentuinpopulaties. Sorry Britney, “we will not do it again”.